Jij praat in woorden, ik denk in beelden.
Elk kind is uniek, elk kind is anders en elk kind leert anders. Waar het ene kind de instructie oppikt door te luisteren, is het voor het andere kind belangrijk om voorbeelden te zien. Weer een ander kind leert door te bewegen of door de leerstof ritmisch te herhalen door middel van zang en bijbehorende bewegingen.
Kinderen op de basisschool leren voornamelijk auditief-volgordelijk. Dit betekent dat de informatie via de oren verwerkt moet worden en daarna in vaste volgorde uitgevoerd moet worden. De meeste kinderen hebben hier geen moeite mee. Er zijn echter kinderen die dit van nature heel lastig vinden. Zij leren liever door voorbeelden te zien en te doen. Pas als zij het geheel doorzien weten zij hoe zij het in stukjes kunnen opdelen. Deze kinderen zijn heel sterk in het oproepen van beelden en associ‘ren daardoor heel makkelijk. Dit zijn ook de kinderen die snel afgeleid raken en dan niet meer weten waar de juf of meester het over heeft. Deze kinderen noemen we Beelddenkers.
Beelddenkers hebben vaker dan andere kinderen moeite met lezen en spellen. Wanneer zij zich een beeld kunnen maken van het woord dat ze lezen kunnen ze het onthouden. Woorden die ze niet kennen vergeten ze of veranderen ze in een woord wat ze wel kennen. Vaak kunnen deze kinderen prima in zichzelf lezen en weten ze precies waar het verhaal over gaat. Bij het hardop lezen lopen deze kinderen vast.
Spellen is ook lastig voor kinderen die beter in beelden denken. Een spellingsregel zegt ze niets en kunnen ze dan ook niet toepassen. Beelddenkers slaan het woord als geheel op en kunnen het ook op deze manier reproduceren.
De methode 'Ik Leer Anders' leert kinderen die in beelden denken hoe zij de woorden op kunnen slaan in hun geheugen. Met deze methode blijkt dan soms ineens dat kinderen wel een goed cijfer voor hun dictee kunnen halen.
Kinderpraktijk De Andere Kant is gecertificeerd Trainer van de methode 'Ik Leer Anders'.
Rekenen met je vingers moet!
In elke klas zit wel een kind wat ondanks alle inspanningen maar niet tot rekenen komt. De eenvoudigste bewerkingen tot 10 en 20 worden maar niet geautomatiseerd en verder oefenen heeft dan eigenlijk geen nut omdat de basis goed moet zijn voordat er andere bewerkingen kunnen worden uitgevoerd.
Vaak blijkt ook dat deze kinderen slecht samenwerkende ogen hebben waardoor ook het Ruimtelijk Inzicht verstoord is. Dit laatste is een voorwaarde om tot rekenen te komen.
Met behulp van een speciaal ontwikkeld oefenprogramma op het gebied van het Ruimtelijk Inzicht en een eenduidige strategie leert het kind eerst de basis, optellen en aftrekken tot 10.
De Methode Jamara gaat ervan uit dat kinderen eerst getalbegrip, hoeveelheidsbegrip, getalstructuur en het automatiseren tot 10 moeten beheersen voordat zij verder kunnen met de andere rekenkundige bewerkingen.
Met behulp van Jamara Rekentrainer komen veel kinderen weer tot rekenen.